- schikken
- {{schikken}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [algemeen]arranger♦voorbeelden:1 de boeken in volgorde schikken • classer les livresII 〈wederkerend werkwoord; zich schikken〉1 [zich plaatsen op doelmatige wijze] s'installer2 [+ naar][zich conformeren] s'accommoder (de)3 [+ in][berusten] se résigner (à)♦voorbeelden:1 zich om een tafel schikken • s'installer autour d'une table2 zich naar iemand schikken • s'adapter à qn.3 hij schikt zich in alles • il s'accommode de toutzich in het onvermijdelijke schikken • accepter l'inévitablezich niet in zijn lot schikken • s'insurger contre son sortIII 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [gelegen komen] convenir♦voorbeelden:1 als het u schikt, kom dan morgen • si cela vous convient, venez demainhoe laat schikt het u? • quelle heure vous convient (le mieux)?
Deens-Russisch woordenboek. 2015.